Die foto
De Volkskrant magazine.
Een kamer in een grachtenpand. In Amsterdam. De erker met de man met zijn rug naar me toe. Hij kijkt naar buiten. De bomen dichtbij en de overkant daarachter.
Denken en schrijven, daar gaat de kamer over. En over ongestoord op zoek. Twee pagina’s verhaal.
De grote plant staat tijdloos scheef, de vloer zacht glanzend hout. Die donkere, fluwelen kleuren. Het is nog vroeg in de ochtend, hij heeft de dag nog voor zich, waar voedt hij zich vandaag mee.
Een kamer voor een schrijver. Daar schrijf je. Daar ben ik op de dagen dat ik me wijd aan zoektochten en opschrijven.
De serene rust, die alleenheid, die overgave aan wat er is en wat er gaat komen, zonder dat de tijd je inhaalt. Je hebt de hele dag.
De reis van meer en meer vertrouwen op wat er in mij is, wat er uit wil, wat er ligt te wachten, wat nog vorm moet vinden. En meer en meer het weten dat ik het op mijn manier mag doen.
Kijken.
He ik ga anders kijken. Ik zie zoveel, merk van alles op wat voorheen ongezien bleef. Wat gebeurt er veel. Soms buitel ik snel naar binnen om het op te schrijven.
Is dat nou inspiratie? Zou best kunnen. Had ik 70 jaren nodig om te gaan geloven dat ik wellicht …? Waar is dat stemmetje van ‘Wat verbeeld jij je wel?’
Als er iets helder geformuleerd moet worden dan weten ze me al levenslang te vinden. Brieven om iets voor elkaar te krijgen, dat kan je me vragen. Als geen ander. Meelezen met wie dan ook, kom maar op. Ze is zo goed in Nederlands!
De middelbare school, in een klein klasje meiden samen met de latere succesvolle schrijfster Doeschka Meijsing. Zij als alpha, ik als beta in de competitie: ik word later schrijfster, nee ik, nee ik. Natuurlijk werd zij het. Ik vond mezelf niet goed genoeg.
Toch Nederlands studeren.
Mijn eerste opstel. Dat kon ik. Jammerlijk falen was mijn deel, ik had te zeer mijn best gedaan. De rode 5 staat nog in mijn geheugen gegrift. Eén keer deed ik het anders. Er is een opdracht om te schrijven over je eigen actualiteit. In een ruk schrijf ik al mijn voorbehoud van eerder aan mijn laars lappend op 10 volgeschreven kantjes (laptops bestonden nog niet) mijn verhaal over mijn klas, pats boem van binnen uit. Niets en niemand geraadpleegd.
Mijn professor, laaiend enthousiast over ‘de uitstraling, de warmte, de passie, de levendigheid, de intensiteit’ (ja ik weet het nog precies) presenteert mijn schrijfsel nog lang daarna als voorbeeld. Waarom heb ik die les toen niet meegenomen naar daarna: schrijven uit je ziel, alleen dan kan je schrijven.
Het enige antwoord daarop is dat er nog wat te leren viel.
Mijn interne dynamiek was nog niet zover. Ik geloofde mezelf niet. Geloofde iets anders over mezelf dan wie ik echt ben. En ik durfde dus ook niet echt te doen wat ik zo graag doe.
Die foto van die kamer, de metafoor voor eindelijk aan mezelf toegeven dat ik ben wat ik altijd al had willen zijn?
Mijn eigen meetlat.
Andere Hanneke Maakt Mee verhalen