De dijk, het jongetje en ik

Daar loopt ie dan weer.

De dijk die het eiland beschermt tegen de zee.
De rede van Texel.
Telkens weer lopen en fietsen we daar zo graag, de zeewind in je haren, de glasheldere blauwe lucht, dat licht, de krijsende meeuwen, de resten van de krabbetjes die ze vingen, het spierwitte schuim van de golven, de zilte geur.

Vandaag ook

Mijn man en ik

Hij de trap al op naar het dorp erachter

Ik nog niet zover, wil geen afscheid nemen

Van boven naar beneden komt een klein jongetje

Stil staat ie

Kijkt naar boven en dan weer naar mij

Ik lees de vraagtekens op zijn gezicht

‘Woon jij niet bij die meneer?’

Trekt hij de stoute schoenen aan

‘Jawel hoor’, stel ik hem gerust

‘Ik ga zo naar hem toe maar ik wil nog even kijken hier’

Hij knikt opgelucht

Zo klopt het kennelijk weer

Hobbelend achter zijn moeder aan

Draait hij zich nog een keer om

Zwaait blij

En ik smelt.